Je partner of je kinderwens?

Onvruchtbaarheid kan partners uit elkaar drijven

Jullie hebben voor elkaar gekozen. In voor- en in tegenspoed. Maar als je kinderwens niet wordt vervuld, kan dat een wig drijven tussen partners. ‘Mijn man is onvruchtbaar en nu twijfel ik wat ik belangrijker vind: mijn kinderwens of mijn relatie.’

Tekst: Cindy Cloin

Diana (33): ‘Mijn vriend is vijftien jaar ouder dan ik. Hij heeft twee kinderen uit een vroegere relatie en heeft zich toen laten steriliseren. Voor mij wilde hij het ongedaan laten maken, maar het is niet gelukt. Ook na de operatie zijn er geen levende zaadcellen gevonden.’ Hoewel Diana veel van haar vriend houdt, twijfelt ze serieus of ze bij hem wil blijven. ‘Ik ben nog jong genoeg om een gezin te stichten met een andere partner, terwijl het voor hem niet per se hoeft. Ik merk ook dat ik soms boos op hem ben, want voor de sterilisatie was hij wel gewoon vruchtbaar. Net of ik hem dat kwalijk neem diep van binnen.’

Vergrootglas
Vruchtbaarheidsproblemen kunnen een zware wissel trekken op een relatie. Iedereen gaat immers anders om met de vruchtbaarheidstrajecten, hoop en teleurstelling, verdriet en rouw. Soms drijft het partners echt uit elkaar. Zeker als een van beiden zich schuldig voelt over de eigen onvruchtbaarheid of het de ander kwalijk neemt. Marijke Linssen is coach en auteur van ‘Verborgen verlangen’, een coachingsboek voor koppels tijdens vruchtbaarheidsbehandelingen. Ze begeleidt regelmatig stellen die relatieproblemen hebben vanwege vruchtbaarheidsproblemen. ‘Iedereen die een groot life event meemaakt – en dat is ongewenste kinderloosheid – weet dat dit grote invloed heeft op een relatie. Gevoelens en gedrag komen onder een vergrootglas te liggen. En de gedachte: wat als ik met iemand anders een relatie had die wél gewoon kinderen kon krijgen, komt bijna bij iedereen wel eens op. De vraag is hoe je daar vervolgens mee omgaat.’

Enorm schuldgevoel
Het is belangrijk om dit soort gevoelens bespreekbaar te maken, vindt Marijke. ‘Ik weet zeker dat het regelmatig gedacht wordt, maar het uitspreken vindt men ‘niet kunnen’. Door het te bespreken kun je samen onderzoeken: waarom zijn we ook alweer op elkaar gevallen, wat delen we samen? Hebben we genoeg met elkaar, ook zonder kind? Of willen we samen andere opties overwegen om toch een kindje op te kunnen voeden, zoals een donor of adoptie?’ Openheid maakt in elk geval duidelijk hoe beide partners er in staan. Marijke: ‘Soms voelt iemand zich enorm schuldig: ik maak die ander ongelukkig. Terwijl het voor de partner helemaal niet aan de orde is. Vul voor de ander niet in hoe hij of zij zich voelt.’

Goede richting
Cécile (30) heeft een ernstige vorm van endometriose waardoor ze waarschijnlijk nooit kinderen kan krijgen. Haar man wil het liefste vier kinderen. ‘Ik vind het zo moeilijk dat ik hem juist datgene wat hij dolgraag wil niet kan geven.’ Cecile heeft het er met haar man over gehad. ‘Hij heeft zijn armen om me heen geslagen en gezegd dat ik veel belangrijker voor hem ben dan een kind dat er niet is. Maar het blijft knagen. Denkt hij dat over tien of over twintig jaar nog? Blijven we gelukkig samen?’ Een vraag die niemand kan beantwoorden. ‘Maar’, zegt Marijke: ‘door het hier over te hebben met elkaar en elkaar de ruimte te geven om de kinderloosheid op een eigen manier te verwerken, zet je in elk geval een stap in de goede richting.’

1 Trackbacks & Pingbacks

  1. We doen hét niet meer -

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*