Mariëtte adopteerde en raakte zwanger
Midden in hun adoptieprocedure bleek Mariëtte (42) plotseling zwanger te zijn. Zij en haar man Gerjo (45) zetten de procedure stop en kregen een dochter. Toch besloten ze een tweede kind te adopteren. ‘Adoptie zat zo in ons hart,’ vertelt Mariëtte.
Tekst: Patricia de Ryck / Foto: Sandra Aartman
Mariëtte wist het als jong meisje al: ze wilde vijf kinderen. In 1998 besloten zij en Gerjo dat gezinsuitbreiding welkom was. Een spannende tijd, maar succes bleef uit. Na twee jaar belandden ze in het medische circuit en ontdekten ze dat ze onverklaard verminderd vruchtbaar zijn. Ze ondergingen drie keer IUI en twee keer IVF, maar zonder resultaat.
Gevoelsmatig hetzelfde
‘Mijn lichaam reageerde niet zoals het moest op de IVF-hormonen. Toen ik tot twee keer toe weinig goede eitjes had, vroeg ik me af waar ik mee bezig was. Het voelde zo onnatuurlijk. Mijn man begreep dat.’ Ze besloten te stoppen met de IVF-behandelingen en verdiepten zich in adoptie. Ze volgden de verplichte adoptiecursus en ontdekten dat er voor hen gevoelsmatig geen verschil is tussen een eigen kind krijgen of een kind adopteren.
Eind 2002 kregen ze te horen dat alles in orde was. In januari 2003 zou alles afgerond worden. Maar ineens bleek Mariëtte zwanger te zijn. ‘Toen ik niet meer ongesteld werd, dacht ik dat het kwam door de stress van de adoptie. Maar nee… ik was al zes weken zwanger! Het voelde als een overval. We besloten de adoptieprocedure meteen te stoppen.’
Genieten van de zwangerschap kon Mariëtte niet. ‘Alles verliep perfect, maar ik was continu bang dat het mis zou gaan. Pas toen onze dochter Dagmar een paar maanden oud was, durfde ik echt te genieten. Ze was – en is nog steeds – een heel makkelijk meisje. We vormden een hecht gezin en genoten van elkaar.
Toch begon het toen ze een jaar of twee was te knagen. Adoptie zat zo in ons hart.’ In 2006 dienden ze dus opnieuw een adoptieaanvraag in. ‘De wachttijd voor een kind uit China was op dat moment dertien maanden. Dagmar zou dan vier zijn, een mooie leeftijd om een broertje of zusje te krijgen, vonden wij.’
Uiteindelijk werd de wachttijd ruim vijfenhalf jaar. ‘Ja, dan moet je echt een lange adem hebben. Het was moeilijk, maar we verlangden zo naar een groter gezin. Onze omgeving begreep dat niet altijd. Vaak kregen we de reactie: ‘Jullie dochter is al zo groot, zou je dat nu nog wel willen?’ Ik denk dat ze ons tegen een teleurstelling probeerden te beschermen. We hebben ook naar pleegzorg gekeken in die tijd, maar zo’n kind gaat in dat geval vaak na een tijd terug naar zijn of haar familie. Ik was bang dat ik daar niet overheen zou komen.’
Investeren
In maart vorig jaar kon het gezin eindelijk Yuna (toen 2,5) in China in hun armen sluiten. ‘Natuurlijk is het even wennen. Opeens heb je weer een peuter in huis en Dagmar was ineens grote zus. Het duurde even voor we een echt gezin vormden.
Daar moet je ook in investeren. Zo hebben we onze families even op afstand gehouden, zodat we ons aan elkaar konden hechten. Dat was moeilijk voor de opa’s en oma’s, maar ze begrepen het wel. We zijn nu een jaar verder en ik merk dat het heel goed gaat. Zo pakt Yuna de taal razendsnel op, zodat we elkaar ook steeds beter begrijpen.’
Onderscheid tussen de meiden wordt er niet gemaakt. Mariëtte voelt ook geen verschil. ‘Vanaf de eerste ontmoeting voelt het heel eigen. In no time gaat een adoptiekind op je lijken; je leert ze dingen en ze kopiëren van je. Er blijft maar zo’n klein deeltje over dat genetisch is bepaald. Yuna heeft zelfs al onze lach.’
Dit artikel verscheen eerder in Uitgerekend Jij nr. 1, 2013.
Plaats een reactie